Tribolex Expertise, ervaring en creativiteit
Hoe wordt biologische afbreekbaarheid getest?
Er zijn diverse tests in omloop waarmee de afbreekbaarheid en de mate van afbraak van smeermiddelen kan worden gemeten. Een aantal van die tests zijn inmiddels gestandaardiseerd - en daardoor wordt het mogelijk verschillende producten met elkaar te vergelijken. Het is niet zo dat de tests precies voorspellen wat er in de praktijk bij een onvoorziene lozing in het milieu gebeurt, omdat dat sterk afhankelijk is van de samenstelling van het lokale ecosysteem. De tests leveren dus een relatieve waarde op - waarbij het effect in de praktijk slechter of beter kan zijn. Het is economisch en praktisch onmogelijk om voor iedere specifieke situatie een relevante test op te stellen vanwege de grote variatie in eco-systemen dat door een verontreiniging kan worden getroffen.
De bekendste tests zijn:
- OECD 301B Modified Sturm
- ASTM D-5864
- CEC L-33-T-82
Onderscheid wordt gemaakt naar de mate van afbreekbaarheid en de snelheid waarmee de afbraak plaats vindt. Om als biologisch afbreekbaar smeermiddel te mogen worden verkocht is in de meeste landen een afbreekbaarheid van meer dan 70% nodig in de tests met beperkte looptijd (21 of 28 dagen).
Tests op ecotoxiciteit
Bij de tests op ecotoxiciteit wordt bekeken in hoeverre bepaalde in het water levende organismen worden bedreigd door verontreiniging. Er zijn onder meer tests op vissen, watervlooien, micro-organismen en algen. Bij sommige van die tests wordt ook gekeken in hoeverre er accumulatie van verontreinigingen kan optreden in de voedselketen ("bioaccumulatie").
Kwaliteitsaanduidingen
Er is inmiddels een zekere wildgroei ontstaan in milieukeurmerken, die voor de eindgebruiker ondoorzichtig is. Bijna ieder land heeft inmiddels zijn eigen keurmerk - waarbij de criteria uiteen lopen. Binnen de EU is er een milieukeurmerk waarbij voor smeermiddelen niet alleen gekeken wordt naar biologische afbreekbaarheid, maar ook naar toxiciteit, bioaccumulatie, hernieuwbaarheid en CO2-balans. Er zijn nog betrekkelijk weinig leveranciers die producten leveren die aan alle criteria van het EU-keurmerk voldoen.
Grotere acceptatie is er voor het al langer bestaande duitse "Blauer Engel" keurmerk. De criteria daarvoor omvatten echter geen eisen voor hernieuwbaarheid, bioaccumulatie en CO2-balans en het betreft ook slechts enkele typen smeermiddelen. Wat in een aantal keurmerken wordt gespecificeerd blijkt uit het overzicht. Voor de nederlandse VAMIL-regeling geldt dat op het moment van schrijven van deze tekst vloeibare smeermiddelen moeten voldoen aan de eisen van het EU-Ecolabel en smeervetten aan de duitse "Blauer Engel" vereisten. Dat is een opmerkelijke keuze, omdat ook het EU-keurmerk criteria bevat voor smeervetten. Om voor de VAMIL faciliteiten in aanmerking te komen, moet dus de gebruiker voor vloeibare smeermiddelen aan de criteria van het EU-Ecolabel voldoen, voor smeervetten aan de criteria van de "Blauer Engel" en wordt het EU-Ecolabel dus terzijde geschoven.
Ondersteuning door de smeerolieindustrie
Zowel de nationale als de europese smeerolieindustrie (Vereniging Smeerolieondernemingen Nederland en Union Indépendante de l'Industrie Européenne des Lubrifiants) ondersteunen het formuleren van hanteerbare criteria en de invoering daarvan - bij voorkeur op wereldniveau zodat geen onnodige handelsbelemmeringen worden opgeworpen.
Zowel de te testen eigenschapppen als de manier waarop de tests het best kunnen worden uitgevoerd zijn echter nog onderwerp van wetenschappelijke discussie. Die onduidelijkheid maakt het voor het bedrijfsleven minder aantrekkelijk producten te formuleren, omdat onzeker is of wat vandaag wordt goedgekeurd ook morgen nog aan de eisen zal voldoen. Verwacht mag worden dat in de toekomst aan de diverse vereisten een zogenaamde "levenscyclusanalyse" zal worden toegevoegd om de "ecologische voetafdruk" in te perken. Vanwege de verschillen van inzicht in de relevantie van de diverse tests voor de actuele praktijk, zal het echter nog wel enige tijd duren voor min of meer definitieve keuzes worden gemaakt. Tot die tijd blijft de onzekerheid bestaan. Ook het ontbreken van dwingende regelgeving ten aanzien van toepassing van minder het milieu belastende producten stimuleert de ontwikkeling van nieuwe producten niet - de markt is voor leveranciers te klein om economisch interessant te zijn.
Om het EU-keurmerk voor een bepaald product te mogen voeren, moet de aanbieder de resultaten in de voorgeschreven tests overleggen, een eenmalige administratieve vergoeding afdragen en jaarlijks een aan de omzet van het betreffende product gerelateerde vergoeding betalen. De leverancier die de grootste bijdrage levert aan het verminderen van mogelijke milieuschade wordt daarvoor dus "beloond" met de hoogste rekening. Dat is het omgekeerde van het principe: "de vervuiler betaalt".
Overheidsbeleid in Nederland
Het overheidsbeleid is in principe gericht op het stimuleren van het gebruik van biologisch afbreekbare smeermiddelen in toepassingen waar dat zinvol is. In de praktijk blijkt dat niet of nauwelijks te werken, omdat er geen verplichting is ten aanzien van het gebruik en de criteria voor classificatie van biologisch afbreekbare smeermiddelen volstrekt niet aansluit bij de in de smeerolie-industrie levende inzichten daarover. Het overheidsbeleid en de gekozen criteria lijken vooral ingegeven door de inzichten van met subsidiegelden ondersteunde belangengroepen. Helaas geven sommige van die belangengroepen blijk van een stuitend gebrek aan inzicht in hoe producten op economisch verantwoorde wijze kunnen worden vervaardigd en hoe de betroffen bedrijfstak functioneert. Het trieste resultaat daarvan is dat er veel minder biologisch afbreekbare producten worden ingezet als zou kunnen, omdat door de wereldvreemde aanpak het bedrijfleven wordt gschoffeerd in plaats van op constructieve wijze gestimuleerd.
Meer informatie